Column: Kinderen van de zestiger jaren en kinderen van nu (Nieuwsbrief no. 5, mei 2014)
Als partners in crime in de wereld van de fashion en bruidsmode is er altijd wel een klant die ons vraagt welke jurk in ons eigen huwelijk de hoofdrol speelde. De eerste keer overvalt de vraag je omdat je weet dat de vrager van ons als ontwerpers verwacht dat er bij ons trouwen sprake was van een spectaculaire outfit. Maar de waarheid is veel prozaïscher. We droegen als kinderen van de zestiger jaren beiden een spijkerpak d.w.z. een blauwe jeansbroek met jack.
Witte trouwjurken vonden we toen afschuwelijk en bedoeld voor burgerlijke provincialen. Het hele trouwgebeuren was in onze toenmalige visie vaak een slecht geregisseerd en sleets familie theaterstuk. Veel volk, weinig betrokkenheid.
Ons eigen trouwgezelschap bestond uit ons tweeën. We reden in een door vriend Jan voor de gelegenheid ter beschikking gestelde Ford Taunus 17M naar het stadhuis, voegden ons bij de ongeveer 20 andere bruidsparen die op deze gratis dag gingen trouwen en werden in recordtijd in de echt verbonden. De getuigen waren twee gemeenteambtenaren. Daar moesten we apart voor betalen. Een chic-bedoeld wit plastic trouwboekje met gouden opdruk was onze beloning en om het te vieren namen we ergens koffie met gebak. De herinnering schiet tekort maar we zullen het ongetwijfeld later ook nog gevierd hebben met vrienden en heel veel bier in de stamkroeg.
Als onze kinderen foto’s van ons uit die tijd zagen, dachten ze altijd dat wij ‘hippies’ waren. Zelf zien we dat niet zo. In onze herinnering zag iedereen er toen zo uit.
Maar gelukkig verandert een mens met de wereld om hem heen.
Nog niet zo lang geleden trouwde onze dochter in een prachtige couture jurk van het huis. Ook de bruidegom was tip top. De locatie was een lief, statig museum. Er was een honderdtal veelal speciaal geklede gasten (thema Fellini en dat valt op in een slaperig provinciestadje) waarvan een groot deel na de trouwceremonie (geleid door de zus van een heuse BN’er) genoten van een rijke lunch (haar man is chef-kok) en een kroegfeest tot in de late uurtjes. Enkele ietwat schuchter voorgedragen gedichten van Rutger Kopland ‘Weggaan’, ‘Jonge Sla’ en ‘Vertrek van dochters’ en Jules Deelder ‘Blues on Tuesday’ maakten bij velen emoties los en versterkten voor ons het nostalgische gevoel van een wereld die definitief veranderd was. Maar het was een prachtige dag, we zagen een overgelukkig kind en aanhang, een zeer bont gezelschap, beleefden ontroerende momenten en eindigden als gepland en als vanouds in de kroeg. Alles verliep zoals we hoopten of zelfs beter.
Zoals wel vaker gebeurt met drinkende mensen in de kroeg werden de dingen steeds duidelijker: niet alleen dat trouwceremonies bij uitstek een weerspiegeling zijn van de tijd waarin je leeft maar ook dat de kroegtijger in ons inmiddels tot de bedreigde diersoorten gerekend moet worden.
David
DORIENDAVID